Karin

Berman
De dappere kleermaker

En God zag dat het goed was
Er was eens een kleermaker die in dienst van de koning was. Hij maakte de prachtigste mantels van hermelijn, naaide de sterren aan de hemel vast en zorgde ervoor dat de tafelkleden voor de maaltijden er altijd tiptop in orde uitzagen.
Een mantel van sterrenstof
Op een dag vroeg de koning hem om een speciale mantel voor zijn heer te maken, een mantel van sterrenstof. Nou is sterrenstof heel kwetsbaar, dus het was een delicaat klusje waarbij hij heel voorzichtig moest zijn. Sterrenstof is ook heel kostbaar. Hij moest dus goed opletten dat hij geen fouten zou maken en geen verkeerde steekjes zou zetten. Of erger nog, dat er een scheur in de stof zou komen die hij zelf had veroorzaakt. Want dat zou nooit helemaal te herstellen zijn, zelfs niet door hem. Je zou de scheur altijd blijven zien en dat kon natuurlijk niet.
Een mantel voor de koning moest helemaal volmaakt zijn. Zo volmaakt als een schone dag in mei of als een beekje met kabbelend water. Zo volmaakt als de hele schepping. Want wat de koning maakte, was natuurlijk altijd volmaakt. De kleermaker vergat even dat ook hij door de koning was gemaakt en dat hijzelf volmaakt was in al zijn onvolmaaktheid.
​
Voorzichtig zette hij zijn schaar in de sterrenstof. Hij was erg bang om de stof te verknippen en werd helemaal in beslag genomen door zijn angst om een fout te maken. Zijn gedachten hielden zich bezig met alle fouten die hij in het verleden had gemaakt. Hij probeerde wel om zich te concentreren, maar dat ging hem niet zo goed af. Hij bleef steeds maar denken aan al zijn fouten, waardoor het hem niet lukte om zijn aandacht bij zijn werk te houden.
Een grote fout
En waar hij al bang voor was geweest, gebeurde inderdaad: er ontstond een grote scheur doordat hij verkeerd knipte. Gehaast ging hij aan de gang met naald en draad, en hij zat tot middernacht te werken om de scheur weer te herstellen. Hij had zijn fout bijna kunnen wegwerken, maar net niet helemaal. Als je heel goed keek, kon je wel zien dat de stof daar kapot was gegaan en dat het daarna gerepareerd was. Dit was niet goed genoeg in zijn eigen ogen, en dus vast en zeker ook niet in de ogen van de koning. Wat moest hij nu doen? Zo kon hij niet voor zijn koning verschijnen, met een nieuwe mantel waarbij hij steekjes had laten vallen.
​
Hij had het niet goed gedaan, vond hij zelf, en hij was het niet waard om de kleermaker van de koning te zijn. Sterker nog: hij vond zichzelf niet waard om in dienst van de koning te blijven en om aan het hof te blijven wonen. Hij vond dat hij verbannen moest worden naar een verre uithoek van het koninkrijk, waar hij verder geen kwaad zou kunnen doen. Hij deed nog geen vlieg kwaad, maar zo keek hij er zelf niet naar. Een scheur in de mantel van de koning, dat was het ergste van het ergste. Hij vond zichzelf daarom het minste van het minste, en hij dacht dat de koning er ook zou over zou denken.
Totaal ongeschikt
Geen wonder dat hij nooit ridder was geworden. Dat was altijd zijn grote droom geweest, maar de koning had vast aan hem gezien dat hij die taak nooit op zich zou kunnen nemen en dat hij daar totaal ongeschikt voor was. Waar hij wel geschikt voor was, was het naaien van tafelkleden en het vastzetten van sterren aan de hemel. En voor het ontwerpen en naaien van hermelijnen mantels, maar dat kon hij natuurlijk niet meer. Als je een mantel van sterrenstof verknipt, ben je voor de rest ook niets waard.
​
Hij wist niet dat de koning het ongelofelijk waardeerde dat zijn tafelkleden er zo mooi en netjes uitzagen, dat hij de sterren altijd met uiterste precisie exact op de juiste plek vastzette en dat zijn mantels de koning werkelijk een koninklijke uitstraling gaven. In de ogen van de koning was zijn werk heel belangrijk, maar de kleermaker bleef zichzelf met ridders vergelijken, die in zijn ogen veel meer status hadden. Hij vond daarom dat hij zelf ernstig tekort schoot. En hij durfde de koning echt niet meer onder ogen te komen, nu hij zo’n grote fout had gemaakt.
​
In plaats daarvan liep hij diep het bos in, waar hij zich terug wilde gaan trekken om al zijn fouten te overdenken. Die uit zijn verleden, die van het heden en de mogelijke fouten die hij in de toekomst nog zou gaan maken. Dat waren er heel wat natuurlijk. Bij iedereen gaat wel eens wat mis, niemand gaat foutloos door het leven. En niemand is volmaakt, behalve de zoon van de koning. Maar dat is dan ook de enige volmaakte persoon op de hele wereld die ooit heeft geleefd.
​
Het geluid van voetstappen
Vol zelfverwijt liep de kleermaker rond in het bos. Hij liep aldoor dezelfde rondjes, maar dat merkte hij niet op doordat hij diep in gedachten was. Hij had ook niet in de gaten dat er iemand achter hem aan leek te lopen. Tenminste, eerst niet. Nadat hij een tijdje had rondgelopen, hoorde hij voetstappen achter zich. Hij vroeg zich af wie dat was en draaide zich om, maar er was niemand te zien. Hij dacht dat hij het zich verbeeld had en vervolgde zijn weg. Maar al gauw hoorde hij tot zijn verbazing de voetstappen opnieuw. Er moest toch echt iemand zijn.
Hij kreeg het idee dat hij achtervolgd werd, maar hij wist niet door wie. Hoewel het geluid van voetstappen niet zo maar uit de lucht kon komen vallen, zag hij nog steeds niemand. De meeste mensen zouden dit angstaanjagend vinden, maar deze kleermaker was dapper en werd niet bang. Waar zou hij ook bang voor moeten zijn? Hij bevond zich in het bos van zijn koning, waarvan hij dacht dat het daar altijd veilig zou wezen. Maar dat dacht hij verkeerd.
Het bos van de koning is niet altijd even veilig, ook al ziet het er op het eerste gezicht wel zo uit. Soms dwalen er spoken rond uit een ver verleden die je lastig kunnen vallen. Ook zijn er boemannen die je dwars kunnen zitten. Angsten en zorgen die je kunnen bespringen wanneer je even niet oplet. En deze kleermaker lette niet op, omdat hij dacht dat hij wel beschermd zou zijn tegen vijandige aanvallen. Maar dit soort aanvallen komen van binnenuit en niet van buitenaf, en daar was hij niet op verdacht.
​
Een onverwachte aanval
Achter zijn rug hoorde hij de voetstappen steeds dichterbij komen. Omdat hij nog steeds niemand zag, nam hij toch maar het zekere voor het onzekere. Hij nam zijn hoed af en verschanste zich op een boomstronk, waar hij heel goed zijn omgeving in de gaten kon houden. Want je wist het maar nooit, en je kon maar beter overal rekening mee houden in het leven. Tot zijn grote schrik werd hij plotseling aangevallen, zo vanuit het niets. Deze aanval kwam vanuit zijn binnenste en dat had hij niet aan zien komen.
Hij voelde het in zijn hart hevig tekeer gaan en hij vroeg zich af wat daar binnen gebeurde. Omdat hij een dappere kleermaker was en bijna geen angst kende, ging hij op onderzoek uit. En in de diepste diepte van zijn hart vond hij een aantal spoken en boemannen die hem van binnenuit belaagden. Hij wist niet dat zij in zijn hart woonden, maar hij herkende hen wel.
​
Spoken en boemannen
Een van de aanvallers was het spook van de angst om niet gezien te worden, om niet belangrijk te zijn in de ogen van anderen. Een ander spook dat op hem inbeukte had het uiterlijk van zijn oude schooljuffrouw uit het verleden, die altijd zulke hoge eisen aan hem stelde dat hij daar nooit aan kon voldoen. Die eisen was hij zelf over gaan nemen, en nu dacht hij dat hij volmaakt moest zijn voordat hij van zichzelf zou kunnen houden.
Een klein spookje drong zich naar voren om hem met stenen te gaan bekogelen. Dit spookje was altijd kind gebleven en nooit volwassen geworden. Hij was vroeger erg gepest en dat had zijn sporen nagelaten. Ook was hij verdrietig over het overlijden van zijn vader toen hij 13 was. Daar was hij nooit helemaal overheen gekomen. Dat verdriet ondermijnde zijn zelfvertrouwen, want hij dacht dat zijn vader hem in de steek had gelaten omdat hij niet goed genoeg was.
​
De kleermaker werd ook aangevallen door een boeman die enorm groot was, zo groot dat hij boven de toppen van de bomen uitstak. Deze boeman was een grote angst van hem, de angst om tekort te schieten in de ogen van de koning. Hij deed altijd erg zijn best, maar hij liet regelmatig steken vallen en de koning zou dat zeker zien. Hij zag het zelf in elk geval heel goed, alsof er een vergrootglas boven werd gehouden.
​
Een verloren droom
Heel diep in zijn hart vond de kleermaker nog een spook, maar dat viel hem niet aan omdat het daar niet meer toe in staat was. Dit spook was in- en inverdrietig en huilde hartverscheurend. Het diepste verdriet dat hij in zijn hart voelde, was dat hij het nooit verder had gebracht dan kleermaker. Eigenlijk had hij graag ridder willen worden in dienst van de koning. Hij had avonturen willen beleven in verre landen en met zijn zwaard het onrecht willen bestrijden dat hij onderweg tegenkwam, te vuur en te paard.
Maar paardrijden had hij tot zijn spijt nooit geleerd, en tot ridder had hij het ook niet geschopt. Hij was altijd maar een eenvoudige kleermaker gebleven. Weliswaar in dienst van de koning, maar hij vond het naaien van tafelkleden nou niet het meest inspirerende karwei dat hij voor de koning kon klaren. De kleine steekjes die hij maakte, zetten nauwelijks zoden aan de dijk als je het vergeleek met de avonturen van echte ridders. Die konden nog eens wat!
Innerlijke strijd
Nog steeds gingen de spoken en boemannen hevig tegen hem te keer in zijn binnenste. Als hij niks zou ondernemen, zou hij hier zijn leven lang veel last van blijven houden. Daarom besloot hij om zijn zwaard te trekken, net als een echte ridder, en in de aanval te gaan. Hij had natuurlijk geen echt zwaard tot zijn beschikking, maar wel een schaar. Daar kon je ook aardige steekwonden mee maken. En hij had een naald waarmee hij kon prikken. Kleine speldenprikjes, maar toch. Ze waren niet zonder effect. En zo ging hij de strijd aan met de demonen uit zijn verleden, waarbij hij ze één voor één om het leven bracht. Met huid en haar maakte hij ze af. Ze verdwenen stuk voor stuk uit zijn bewustzijn en uit zijn leven, waardoor het steeds leger in zijn hoofd en hart werd.
Hij voelde zich steeds lichter worden en zijn gemoed was steeds minder bezwaard. Nog even en hij kon zich meten met de meest stoutmoedige ridder van het koninkrijk. Want het vraagt veel moed om de vijanden van de koning te bestrijden, maar het vraagt nog veel meer moed om de vijanden in je eigen hart te lijf te gaan en om te brengen. Hij voelde zich heel dapper en was trots op zichzelf. Dit keer had hij tenminste echt wat gepresteerd in zijn leven, vond hij.
​
Nu de kleermaker deze bijzondere prestatie had geleverd, vond hij het tijd worden om de koning op te zoeken en hem te vertellen over de innerlijke spoken en boemannen die hij had verslagen. Misschien zou de koning hem nu wel tot ridder bevorderen. Misschien zou hij dan ook wel durven vertellen dat de mantel van sterrenstof niet zo goed was gelukt als hij gehoopt had. Misschien durfde hij dat nu wel. Opgewekt ging hij op weg naar huis, terwijl hij een liedje zong dat in hem opkwam. Dat liedje ging over de koning, die zo wonderbaarlijk goed en liefdevol was. Het vond zijn oorsprong diep in zijn hart, waar de diepste gevoelens ontstaan en waar God zelf zijn woonplaats heeft.
​
Verbijstering
Nadat hij bij het paleis was aangekomen, ging hij meteen naar de koning toe om hem te vertellen over zijn heldendaden. Hij vertelde hoe moedig hij wel niet was geweest en hoeveel hij wel voor zijn koning over had gehad. Hij vertelde hem maar niet over de mantel die in zijn ogen mislukt was. Dat kon nog wel even wachten tot de koning hem tot ridder had geslagen.
​
Eindelijk was hij het waard om ridder te mogen worden, vond hij zelf. Maar tot zijn verbijstering dacht de koning daar heel anders over. Niet dat de koning het niet waardeerde dat hij de strijd was aangegaan met de spoken en boemannen uit zijn verleden. De koning kon dat zeker waarderen. Maar de tafelkleden, de sterren en de hermelijnen mantels waren minstens net zo belangrijk. Minstens. En wie moest anders de taken van de kleermaker uitvoeren? De kleermaker was daar juist uitermate geschikt voor. Hij kon niemand anders bedenken in zijn koninkrijk die zo geschikt was voor deze functie. Die was hem echt op het lijf geschreven.
​
Liefdevol keek de koning op de kleermaker neer en zei tegen hem: “Weet je wel hoe veel ik van jou hou? En weet je wel hoe geschikt ik jou voor deze taak vind? Ik ben altijd zo blij met de prachtige mantels die jij voor me maakt, met de nauwkeurigheid waarmee jij de sterren vastzet aan de hemel en met jouw keurige afwerking van de tafelkleden. Daar kan ik nog eens mee voor de dag komen wanneer ik gasten heb, en die heb ik vaak.
Teleurgesteld
Van heinde en verre krijg ik gasten, vanuit mijn hele koninkrijk. En die zien allemaal hoe mooi de tafelkleden zijn die jij voor mij hebt genaaid. Stel je eens voor dat je dat niet zou doen. Dan zouden ze moeten eten van houten tafels zonder aankleding, ze zouden in het donker hier naartoe moeten komen omdat de sterren hun pad niet verlichten onderweg, en zonder mijn hermelijnen mantels zouden ze misschien niet opmerken hoe koninklijk ik wel ben. Jij hebt een hele belangrijke functie, realiseer jij je dat wel?”
​
De kleermaker boog zijn hoofd en was een beetje stil. Hij durfde niet te zeggen hoe graag hij ridder had willen worden en hoe teleurgesteld hij was dat de koning niet had gezien hoe dapper en moedig hij wel was geweest. Maar voor de koning kan je niet lang iets geheim houden, want hij ziet altijd wat er diep in je hart leeft. Hij zag nu ook de teleurstelling en het verdriet in de ogen van de kleermaker. De koning werd er zelf ook een beetje verdrietig van. Hij had het de kleermaker zo gegund dat hij trots op zijn werk kon zijn, het werk waarvoor hij door de koning was uitverkoren.
​
Koninklijke kleermaker
Er klonk dan ook veel liefde in zijn stem door, toen hij zei: “Jij bent mijn koninklijke kleermaker, de beste kleermaker van het hele rijk. Ik heb jou speciaal in mijn dienst genomen omdat jij zo geweldig goed kan spelden en naaien. Ik ben heel trots op jou. Als jouw koning ben ik heel erg trots op jou. Ik zou willen dat jij ook zo trots op jezelf zou kunnen zijn.
Kleermaker is geen minderwaardig beroep, het is juist heel belangrijk. Jij bent heel belangrijk voor mij, ik zou je niet willen missen. Wil je misschien overwegen of je als kleermaker in mijn dienst wilt blijven? Want je mag van mij wel ridder worden, maar ridders heb ik al genoeg. Er zijn veel mensen die voor mij strijden, en dan word je er een van velen. Maar als kleermaker ben jij volstrekt uniek. Er is maar één persoon die deze taak goed kan volbrengen zoals ik het graag zie, en die persoon ben jij. Wil je echt niet als kleermaker voor mij blijven werken?”
​
Een toekomst vol van hoop
De kleermaker moest heel diep zuchten. Hij zag zijn droom in rook opgaan, maar kreeg er hoop voor in de plaats aangeboden. De hoop op een toekomst waarbij hij een belangrijke taak had, een toekomst waarin hij gelukkig zou kunnen zijn omdat de koning hem zo waardeerde. Een toekomst waarin hij voor zijn koning van de grootste betekenis kon zijn, ook al had hij zijn werk altijd onbeduidend gevonden. Door die hoop werd de liefde in zijn hart aangeraakt, zowel voor zichzelf als voor de koning. En daardoor durfde hij het aan om als kleermaker in dienst van de koning te blijven. In de loop van de tijd groeide zijn eigenwaarde meer en meer en voelde hij zich steeds blijer worden met zichzelf, omdat de koning dat ook was. Hij kon er dan ook oprecht trots op zijn dat hij zo’n goede vakman was en dat de koning zijn werk zo waardeerde. En hij leefde nog lang en gelukkig aan het hof van de koning, als kleermaker in zijn dienst.